Het omgevingsrecht bestaat uit talloze wetten en regelingen met eigen uitgangspunten, procedures en eisen. De Omgevingswet moet daar verandering in brengen. Deze nieuwe wet bundelt de regels op het gebied van het omgevingsrecht in één wet, die nader wordt uitgewerkt in vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s). De wet treedt naar verwachting in 2021 in werking. Wat verandert er en (hoe) kunnen gemeenten daar nu al op anticiperen?
Minder en overzichtelijkere regels
De wetgevingsoperatie moet leiden tot minder en overzichtelijkere regels. Minder regels vanuit het rijk en meer decentraal regelen, is het motto. Voor milieuaspecten (zoals geluid, trilling, geur) betekent dit dat het rijk een standaardnorm stelt, waarvan gemeenten kunnen afwijken. Hoe een gemeente met deze afwegingsruimte omgaat, regelt zij in het omgevingsplan. Het omgevingsplan bevat alle gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving. Het is de opvolger van het bestemmingsplan, maar bevat bijvoorbeeld ook regels die nu in gemeentelijke verordeningen zijn vastgelegd en over de fysieke leefomgeving gaan (bijvoorbeeld regels over geluid bij evenementen).
Meer maatwerk
Doordat het stellen van regels over de fysieke leefomgeving meer wordt overgelaten aan gemeenten, is maatwerk mogelijk. Van een milieuregel die belemmert dat in een kantoorpand aan de rand van een industrieterrein tijdelijk woningen worden gerealiseerd, kan straks mogelijk worden afgeweken. Keerzijde van deze flexibilisering en decentralisatie van regelgeving is dat bepaalde belangen niet meer uniform beschermd worden. Dit leidt tot rechtsongelijkheid tussen gemeenten en minder zekerheid of bepaalde belangen beschermd worden. Een voorbeeld hiervan is dat op rijksniveau bepaalde bruikbaarheidseisen en toegankelijkheidsnormen voor woningen geschrapt worden (die nu in het Bouwbesluit zijn opgenomen). Neemt een gemeente soortgelijke regels niet op in haar omgevingsplan, dan is niet geborgd dat (nieuwbouw)woningen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.
Ruimte voor initiatief
Waar momenteel geldt ‘nee, tenzij’, is straks het credo ‘ja, mits’: in principe is er ruimte voor het initiatief, mits het binnen bepaalde kaders wordt uitgevoerd.
In het verlengde daarvan ligt de wijziging dat bouwen straks niet langer ‘vergunningplichtig, tenzij vergunningvrij’ is. Bouwen wordt onder de Omgevingswet namelijk in de basis vergunningsvrij. Slechts in uitzonderingssituaties geldt toch een vergunningsplicht. Deze vergunningplicht voor uitzonderingsgevallen wordt gesplitst in (1) een vergunning over de technische regels voor een bouwwerk en (2) een vergunning voor de regels van het omgevingsplan. De eerste vergunningsplicht wordt beperkt tot bouwwerken met een zwaarder risicoprofiel, waarbij moet worden gedacht aan bouwwerken met meerdere bouwlagen of verbouwingen met wijzigingen in de brandcompartimentering. Wat de tweede vergunningsplicht betreft, is het aan gemeenten om te bepalen of zij deze opnemen en zo ja, voor welke gevallen zij preventieve toetsing noodzakelijk vinden.
Procedures
Met de Omgevingswet wordt beoogd procedures te vereenvoudigen en te versnellen. Voor de uitvoering van een project met meerdere activiteiten, heeft de aanvrager te maken met één procedure en één overheidsinstantie. Bij voorkeur wordt de reguliere (eenvoudige) voorbereidingsprocedure doorlopen, waarin een overheidsinstantie binnen acht weken beslist. Zo geldt straks standaard de reguliere procedure voor een vergunningaanvraag om af te wijken van het omgevingsplan (de zogenoemde ‘omgevingsplanactiviteit’), terwijl op dit moment voor de ‘zwaardere afwijkingsgevallen’ de uitgebreide procedure moet worden doorlopen.
Anticiperen op de wet
2021 lijkt nog ver weg, maar veel gemeenten en provincies zijn al bezig met de voorbereiding van omgevingsplannen en het daaraan ten grondslag liggende beleid: de omgevingsvisie (de huidige structuurvisie). Voor gemeenten is het van belang om in deze voorbereidingsfase ook met andere organisaties zoals woningcorporaties in gesprek te gaan, zodat alle belangen kunnen worden meegenomen bij het schrijven van de omgevingsvisie en omgevingsplannen.
Daarnaast worden al onderdelen van de Omgevingswet toegepast. Zo wordt in sommige gemeenten via de Crisis- en herstelwet geëxperimenteerd met het omgevingsplan. Ook draaien bijvoorbeeld pilots, waarin (nu nog) op vrijwillige basis gebruik wordt gemaakt van een nieuw instrument in de Omgevingswet: de ‘stedelijke herverkaveling’. Met stedelijke herverkaveling worden gronden tussen private partijen geruild om nieuwe ontwikkelingen in stedelijk gebied mogelijk te maken. Dit instrument kan bijvoorbeeld worden ingezet als er sprake is van leegstand, krimp in woonwijken of van uitbreidingswensen.
Dit artikel is geschreven door Gerben Bosma en Eline Aantjes-Breel van advocatenkantoor Bosselaar en Strengers.