Onze auteur, Henk van Dijk, schrijft regelmatig artikelen over wat elke gemeente moet weten over woonruimteverdeling. Benieuwd wat jij hier nog over kan leren? Hieronder een overzicht van de belangrijkste onderwerpen.
Wat kan mijn gemeente doen voor starters op de woningmarkt?
Dit is misschien wel de belangrijkste vraag als je bij jouw gemeente verantwoordelijk bent voor het wonen. Veel maatregelen om de positie van starters te verbeteren worden ingegeven door een verkeerde analyse van de woningmarkt. De meest eenvoudige logica is dat starters en doorstromers concurrenten zijn op de woningmarkt. Maar dat is niet zo.
Je leest het artikel hier.
Niet meer gezinnen, wel meer gezinswoningen
Dat is kort gezegd de belangrijkste conclusie van het RIGO rapport Demografie en Woningmarkt. De vraag is hoe dat komt. Eigenlijk is de analyse vrij eenvoudig. Opbouw en afbouw van huishoudens met kinderen heffen elkaar in de huishoudensstatistiek nagenoeg op, maar mogen op de woningmarkt niet zomaar tegen elkaar worden weggestreept. De opbouw wordt gevormd door huishoudens waar kinderen bijkomen. De afbouw vindt plaats doordat er “empty-nest huishoudens” ontstaan na het vertrek van het laatste kind. Het tekort aan gezinswoningen ontstaat doordat deze empty-nest huishoudens in hun gezinswoning blijven wonen.
Je leest het artikel hier.
Bezint eer gij verordent
Deze stelling wordt voor veel gemeenten actueel. Weet je het nog? Bij de opheffing van de stadsregio’s (officieel Plusregio’s) per 01-01-2015 vielen de taken op het gebied van de woonruimteverdeling toe aan de gemeenten. Dat betekende dat ook de bevoegdheid om een huisvestingsverordening vast te stellen (weer) bij de gemeente kwam te liggen. In het kader van de Huisvestingswet 2014 is de looptijd van een dergelijke verordening beperkt.
Je leest het artikel hier.